Laats sprak een oude man tegen me over zijn opvliegende karakter.
Eenmaal thuis sprak ik tot de Heer:
‘Had ik moeten zeggen, ‘Ik heb gewoon een rotkarakter?’
Een karakter dat ik voortdurend moet onderwerpen aan de Heer.
Dat dit noodzakelijk is om mijzelf er enigszins vrij van te zetten lijkt me iets te privé, toch Heer?’
Ik ervaar vaak het strompelen door dit leven, vallend in de armen van de Heer.
We lezen Markus 6 vanaf vers 30-34
‘En de apostelen kwamen weer samen bij Jezus en berichtten Hem alles wat zij gedaan en wat zij onderwezen hadden. En Hij zei tegen hen: Komt u zelf mee naar een eenzame plaats, alleen, en rust wat uit; want er waren er velen die kwamen en die gingen, en zij hadden zelfs geen gelegenheid om te eten. En zij vertrokken in een schip naar een eenzame plaats, alleen. En de menigten zagen hen weggaan, en velen herkenden Hem en gingen uit alle steden gezamenlijk te voet daarnaartoe; en zij kwamen er voor hen aan en gingen samen naar Hem toe. En toen Jezus uit het schip ging, zag Hij een grote menigte en was innerlijk met ontferming bewogen over hen, want zij waren als schapen die geen herder hebben; en Hij begon hun veel dingen te onderwijzen.’
De Heer kent mijn vermoeide hart. En mijn ontferming?
De bewogenheid die zich voor mij op die momenten het best met een ‘pijniging van onverdraagzaamheid’ laat ververwoorden,
die hartgesteldheid beheerst in mezelf.
Onderworpen aan God: ‘Wat wilt U nu Heer, ik zie, maar als er een handelen moet volgen op het waarom, geef dan inzicht om te kunnen volgen?’
Gepaard met de smeekbede om een zachtmoedig, vreugdevol hart, want o, o, o, ik kan zo fel, ongenuanceerd & knetterhard veroordelend zijn.
Gelegenheid voor medegelovigen, die ik vertrouw, om mij bij te schaven.
Rondom een diaconaal project kwam hij de drempel van de kerk over.
Een jongeman, zichtbaar beschadigd, angstige onzekere ogen en een onverzorgd ongezond uiterlijk.
De ogen droegen de vanzelfsprekende gelatenheid van afwijzingen.
Ik keek en zag een prachtig, zachtmoedig, liefdevol mens.
Kapot voor de wereld, maar de liefde die in me opwelde emotioneerde me. Ik moest deze bewust onderdrukken.
Bij het opruimen ving ik rondom de organisatie op dat hij in de keuken was gaan helpen met de afwas.
‘Wie?’ zo werd er gevraagd door een van de organisatoren (iemand die al gered is).
‘Wie was het die stond af te wassen?’
We omschreven het uiterlijk en toen het kwartje viel, was de reactie: ‘O, die lelijke.’
Nee, ik heb diegene niet onderwezen.
Ik vocht tegen de kwelling van ontferming.
Wetende dat de man ontferming op deze aardse plek niet zou kunnen krijgen, zelfs niet van geredde mensen.
De ouders van een blinde man die door de Heer wordt gezien in zijn voorbijgaan, waren bang… in Johannes 9 vers 22 lezen we:
‘Dit zeiden zijn ouders, omdat zij bevreesd waren voor de Joden; want de Joden waren al overeengekomen dat,
als iemand zou belijden dat Hij de Christus was; hij uit de synagoge geworpen zou worden.’
Johannes 9 vers 30-34 ‘De man antwoordde en zei tegen hen: Er is toch iets wonderlijks in dat u niet weet waar Hij vandaan komt en dat Hij wel mijn ogen geopend heeft. En wij weten dat God niet naar zondaars luistert, maar als iemand godvrezend is en Zijn wil doet, naar Hem hoort Hij. Door de eeuwen heen is het niet gehoord dat iemand de ogen van een blindgeborenen geopend heeft. Als deze niet van God was, zou Hij niets kunnen doen. Zij antwoordden en zeiden hem: U bent geheel in zonden geboren, en onderwijst u ons? En zij wierpen hem de synagoge uit.’
Let op de afsluitende woorden van de Heer in vers 41:
‘Als u blind was, zou u geen zonde hebben, maar nu u zegt: Wij zien, zo blijft u in zonde.’
Er werd neergekeken op deze man: wie dacht hij dat hij was?
Johannes 10 vers 1-21 gaat over de Heer Jezus die uitlegt dat hij ‘de deur’ is voor de schapen.
We lezen er dat vreemden zeker kunnen drijven en roepen naar de schapen, maar dat deze schapen zullen vluchten van een vreemde.
Er kan worden ingebroken of niet goed beschermd zodat een wolf ze aan kan vallen, maar de Heer Jezus heeft Zijn leven gegeven ter bescherming, ter voorkoming van roving, ter hunner leven.
Soms vliegt het me zo aan. De ogen onrustig, angstig, opgejaagd.
Over de blinde van Jericho Bartimeüs lezen we in Markus 10 vers 46-52.
Ook deze man bedelde op het moment dat Jezus in Jericho aankwam.
Toen hem dit ter ore kwam, begon hij te roepen:
‘Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij!’
De man maakte anderen mensen onrustig, want omstanders begonnen hem te bestraffen.
Maar hij riep alleen maar vaker en luider. De Heer draagt mensen vervolgens op deze roepende bij Hem te brengen.
De man is blind, maar ziet op de Heer, zoveel is overduidelijk.
De mensen die Bartimeüs ophalen doen dat met de woorden:
‘Heb goede moed, sta op, Hij roept u.’
Vanuit bedelstand, werpt deze Bartimeüs zijn bovenkleed af om naar de Heer te gaan.
Ken je de beelden van bedelaars ook in deze tijd nog… vaak is er een deken of een stuk karton, iets van beschutting van waaruit ze bedelen.
Eenmaal bij Jezus hoort Hij deze woorden van de Heer: ‘Wat wilt u dat Ik voor u doen zal?’
De luide roep van Bartimeüs was: ‘Heer, Zoon van David, ontferm U over mij!’
Het antwoord is: ‘Wat wilt u dat ik doen zal?’
De man vraagt ‘Rabboni, dat ik ziende mag worden.’
In vers 52 lezen we: ‘En Jezus zei tegen hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden. En meteen werd hij ziende en volgde Jezus op de weg.’
We kunnen zeggen, geestelijk zag hij al & daardoor kreeg hij de genezing.
Maar de vraag naar ontferming is er niet voor niks.
Het antwoord is er ook niet voor niks: ‘Wat wilt u dat ik doen zal?’
De bedelaar werd een getuige, een lofprijzer, een eerbetoner van de Allerhoogste!
Hij kon nu, door zijn zien, letterlijk op weg met Jezus, in Zijn nabijheid leven, dus dat is wat hij ook deed.
Stel je vervolgens voor dat de eerste belevenissen van de man zijn:
1. de tempelreiniging en
2. de verdorde vijgenboom (Markus 11).
Ook dat is helpend in het begrijpen van waar betoonde ontferming toe kan leiden.
We lezen het antwoord van Jezus op de aan Hem gestelde vraag:
‘Met welke bevoegdheid doet U deze dingen?’
Mensen die niet zien roepen zo ter verantwoording.
Tussenin lezen we dan in vers 25-26:
‘En wanneer u staat te bidden, vergeef als u tegen iemand iets hebt, opdat ook uw Vader, Die in de hemelen is, u uw overtredingen vergeeft. Maar als u niet vergeeft, zal uw Vader, Die in de hemelen is, ook uw misdaden niet vergeven.’
Het radicaal andere leven met de Heer, de liefde die we nooit volledig zullen kunnen vatten.
Ik noem het voor mezelf de liefde van God is door mij gekend in voor mij ongekende omvang.
De taal van de wereld naar onze uitingen, als volgelingen van Christus, kan alleen beantwoord worden met een:
Heer ontvang mijn geest, een vallen op de knieën en een roepen: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan!’ (Handelingen 7)
De invloeden van de cultuur, de tijd waarin we leven.
Het ontstijgen van ‘meer dan een naar de wereld gesproken faillure willen zijn’ leidt naar het besef dat:
alleen in Christus ik zo van waarde ben, dat ik mijn doel niet mis.
De wereld vertelt over onvoorwaardelijke liefde.
Recent bedacht ik:
Onvoorwaardelijke liefde is het niet meer testen van die liefde of niet meer tarten ervan.
Niet meer opgejaagd worden & hier op aarde door de Deur, naar een veilig leven vanuit Gods woord.
Jesaja 66 vers 2:
‘Want mijn hand heeft al die dingen gemaakt, en daardoor bestaan al die dingen, spreekt de Heere. Maar Ik zal zien op deze, op de ellendige en de verslagene van geest, en wie voor Mijn woord beeft.’
1 Petrus 3 vers 12: ‘Want de ogen van de Heere rusten op de rechtvaardigen, en Zijn oren zijn gericht op hun gebed; maar het aangezicht van de Heere is tegen hen die kwaad doen.’
Amen; Jezus is de weg, de waarheid en het leven (de deur naar de Vader)
Niets uit dit artikel mag zonder uitdrukkelijke toestemming van Deborah Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op.
Eenmaal thuis sprak ik tot de Heer:
‘Had ik moeten zeggen, ‘Ik heb gewoon een rotkarakter?’
Een karakter dat ik voortdurend moet onderwerpen aan de Heer.
Dat dit noodzakelijk is om mijzelf er enigszins vrij van te zetten lijkt me iets te privé, toch Heer?’
Ik ervaar vaak het strompelen door dit leven, vallend in de armen van de Heer.
We lezen Markus 6 vanaf vers 30-34
‘En de apostelen kwamen weer samen bij Jezus en berichtten Hem alles wat zij gedaan en wat zij onderwezen hadden. En Hij zei tegen hen: Komt u zelf mee naar een eenzame plaats, alleen, en rust wat uit; want er waren er velen die kwamen en die gingen, en zij hadden zelfs geen gelegenheid om te eten. En zij vertrokken in een schip naar een eenzame plaats, alleen. En de menigten zagen hen weggaan, en velen herkenden Hem en gingen uit alle steden gezamenlijk te voet daarnaartoe; en zij kwamen er voor hen aan en gingen samen naar Hem toe. En toen Jezus uit het schip ging, zag Hij een grote menigte en was innerlijk met ontferming bewogen over hen, want zij waren als schapen die geen herder hebben; en Hij begon hun veel dingen te onderwijzen.’
De Heer kent mijn vermoeide hart. En mijn ontferming?
De bewogenheid die zich voor mij op die momenten het best met een ‘pijniging van onverdraagzaamheid’ laat ververwoorden,
die hartgesteldheid beheerst in mezelf.
Onderworpen aan God: ‘Wat wilt U nu Heer, ik zie, maar als er een handelen moet volgen op het waarom, geef dan inzicht om te kunnen volgen?’
Gepaard met de smeekbede om een zachtmoedig, vreugdevol hart, want o, o, o, ik kan zo fel, ongenuanceerd & knetterhard veroordelend zijn.
Gelegenheid voor medegelovigen, die ik vertrouw, om mij bij te schaven.
Rondom een diaconaal project kwam hij de drempel van de kerk over.
Een jongeman, zichtbaar beschadigd, angstige onzekere ogen en een onverzorgd ongezond uiterlijk.
De ogen droegen de vanzelfsprekende gelatenheid van afwijzingen.
Ik keek en zag een prachtig, zachtmoedig, liefdevol mens.
Kapot voor de wereld, maar de liefde die in me opwelde emotioneerde me. Ik moest deze bewust onderdrukken.
Bij het opruimen ving ik rondom de organisatie op dat hij in de keuken was gaan helpen met de afwas.
‘Wie?’ zo werd er gevraagd door een van de organisatoren (iemand die al gered is).
‘Wie was het die stond af te wassen?’
We omschreven het uiterlijk en toen het kwartje viel, was de reactie: ‘O, die lelijke.’
Nee, ik heb diegene niet onderwezen.
Ik vocht tegen de kwelling van ontferming.
Wetende dat de man ontferming op deze aardse plek niet zou kunnen krijgen, zelfs niet van geredde mensen.
De ouders van een blinde man die door de Heer wordt gezien in zijn voorbijgaan, waren bang… in Johannes 9 vers 22 lezen we:
‘Dit zeiden zijn ouders, omdat zij bevreesd waren voor de Joden; want de Joden waren al overeengekomen dat,
als iemand zou belijden dat Hij de Christus was; hij uit de synagoge geworpen zou worden.’
Johannes 9 vers 30-34 ‘De man antwoordde en zei tegen hen: Er is toch iets wonderlijks in dat u niet weet waar Hij vandaan komt en dat Hij wel mijn ogen geopend heeft. En wij weten dat God niet naar zondaars luistert, maar als iemand godvrezend is en Zijn wil doet, naar Hem hoort Hij. Door de eeuwen heen is het niet gehoord dat iemand de ogen van een blindgeborenen geopend heeft. Als deze niet van God was, zou Hij niets kunnen doen. Zij antwoordden en zeiden hem: U bent geheel in zonden geboren, en onderwijst u ons? En zij wierpen hem de synagoge uit.’
Let op de afsluitende woorden van de Heer in vers 41:
‘Als u blind was, zou u geen zonde hebben, maar nu u zegt: Wij zien, zo blijft u in zonde.’
Er werd neergekeken op deze man: wie dacht hij dat hij was?
Johannes 10 vers 1-21 gaat over de Heer Jezus die uitlegt dat hij ‘de deur’ is voor de schapen.
We lezen er dat vreemden zeker kunnen drijven en roepen naar de schapen, maar dat deze schapen zullen vluchten van een vreemde.
Er kan worden ingebroken of niet goed beschermd zodat een wolf ze aan kan vallen, maar de Heer Jezus heeft Zijn leven gegeven ter bescherming, ter voorkoming van roving, ter hunner leven.
Soms vliegt het me zo aan. De ogen onrustig, angstig, opgejaagd.
Over de blinde van Jericho Bartimeüs lezen we in Markus 10 vers 46-52.
Ook deze man bedelde op het moment dat Jezus in Jericho aankwam.
Toen hem dit ter ore kwam, begon hij te roepen:
‘Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij!’
De man maakte anderen mensen onrustig, want omstanders begonnen hem te bestraffen.
Maar hij riep alleen maar vaker en luider. De Heer draagt mensen vervolgens op deze roepende bij Hem te brengen.
De man is blind, maar ziet op de Heer, zoveel is overduidelijk.
De mensen die Bartimeüs ophalen doen dat met de woorden:
‘Heb goede moed, sta op, Hij roept u.’
Vanuit bedelstand, werpt deze Bartimeüs zijn bovenkleed af om naar de Heer te gaan.
Ken je de beelden van bedelaars ook in deze tijd nog… vaak is er een deken of een stuk karton, iets van beschutting van waaruit ze bedelen.
Eenmaal bij Jezus hoort Hij deze woorden van de Heer: ‘Wat wilt u dat Ik voor u doen zal?’
De luide roep van Bartimeüs was: ‘Heer, Zoon van David, ontferm U over mij!’
Het antwoord is: ‘Wat wilt u dat ik doen zal?’
De man vraagt ‘Rabboni, dat ik ziende mag worden.’
In vers 52 lezen we: ‘En Jezus zei tegen hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden. En meteen werd hij ziende en volgde Jezus op de weg.’
We kunnen zeggen, geestelijk zag hij al & daardoor kreeg hij de genezing.
Maar de vraag naar ontferming is er niet voor niks.
Het antwoord is er ook niet voor niks: ‘Wat wilt u dat ik doen zal?’
De bedelaar werd een getuige, een lofprijzer, een eerbetoner van de Allerhoogste!
Hij kon nu, door zijn zien, letterlijk op weg met Jezus, in Zijn nabijheid leven, dus dat is wat hij ook deed.
Stel je vervolgens voor dat de eerste belevenissen van de man zijn:
1. de tempelreiniging en
2. de verdorde vijgenboom (Markus 11).
Ook dat is helpend in het begrijpen van waar betoonde ontferming toe kan leiden.
We lezen het antwoord van Jezus op de aan Hem gestelde vraag:
‘Met welke bevoegdheid doet U deze dingen?’
Mensen die niet zien roepen zo ter verantwoording.
Tussenin lezen we dan in vers 25-26:
‘En wanneer u staat te bidden, vergeef als u tegen iemand iets hebt, opdat ook uw Vader, Die in de hemelen is, u uw overtredingen vergeeft. Maar als u niet vergeeft, zal uw Vader, Die in de hemelen is, ook uw misdaden niet vergeven.’
Het radicaal andere leven met de Heer, de liefde die we nooit volledig zullen kunnen vatten.
Ik noem het voor mezelf de liefde van God is door mij gekend in voor mij ongekende omvang.
De taal van de wereld naar onze uitingen, als volgelingen van Christus, kan alleen beantwoord worden met een:
Heer ontvang mijn geest, een vallen op de knieën en een roepen: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan!’ (Handelingen 7)
De invloeden van de cultuur, de tijd waarin we leven.
Het ontstijgen van ‘meer dan een naar de wereld gesproken faillure willen zijn’ leidt naar het besef dat:
alleen in Christus ik zo van waarde ben, dat ik mijn doel niet mis.
De wereld vertelt over onvoorwaardelijke liefde.
Recent bedacht ik:
Onvoorwaardelijke liefde is het niet meer testen van die liefde of niet meer tarten ervan.
Niet meer opgejaagd worden & hier op aarde door de Deur, naar een veilig leven vanuit Gods woord.
Jesaja 66 vers 2:
‘Want mijn hand heeft al die dingen gemaakt, en daardoor bestaan al die dingen, spreekt de Heere. Maar Ik zal zien op deze, op de ellendige en de verslagene van geest, en wie voor Mijn woord beeft.’
1 Petrus 3 vers 12: ‘Want de ogen van de Heere rusten op de rechtvaardigen, en Zijn oren zijn gericht op hun gebed; maar het aangezicht van de Heere is tegen hen die kwaad doen.’
Amen; Jezus is de weg, de waarheid en het leven (de deur naar de Vader)
Niets uit dit artikel mag zonder uitdrukkelijke toestemming van Deborah Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op.