2 Koningen 4: 8-38
2 Koningen 8: 1-6
In vers 9 zegt deze vrouw van Sunem tegen haar man:
‘Zie toch, ik heb gemerkt dat deze man Gods,
die steeds bij ons langskomt, heilig is. Laten wij…’
De vrouw:
Elisa vindt in de uitbouw een plek om te rusten.
Hij erkent de gastvrijheid als ware het: ‘de vrouw van Sunem is zo goed voor hem.’
Wat kan men dan toch voor haar doen? (vers 13-14)
Elisa ziet haar, zoals zij hem ook zag.
Belangrijk is dat Gehazi in het vervolggesprek degene is die over het ontbreken van een zoon begint. We lezen dus niet over een vrouw die vraagt om erfopvolging. Wanneer Elisa zegt dat zij een zoon gaat baren, waarin hij zeer concreet is over het moment, is haar reactie een mondig: ‘lieg niet, tegen mij: dienares.’
De zoon sterft, nadat hij opstond met hoofdpijn. We lezen in de verzen daarna hoe de vrouw ‘snel’ naar de man Gods op reis gaat (vers 22-23). Haar man vraagt waarom ze dat doet, want geen nieuwemaan of sabbat.
Haar antwoord is kort maar krachtig: ‘Het is goed zo.’
Waarna ze een knecht instructie geeft om de ezelin op te drijven en zonder oponthoud te rijden, tenzij ze anders aangeeft (vers 24).
Wanneer Elisa haar ziet, wil hij weten hoe het met haar is.
In de ontmoeting die volgt vraagt hij dit meteen aan haar.
Haar antwoord is: ‘Het gaat goed.’
Vervolgens werpt ze zich aan zijn voeten.
In dit contact wil Gehazi Elisa beschermen, maar Elisa is duidelijk:
‘Haar ziel is bitter bedroefd, en de Heere heeft het voor mij verborgen en het mij niet bekend gemaakt.’
In het vers daarna lezen we dat de vrouw zegt: ‘Heb ik een zoon van mijn heer gevraagd? Heb ik niet gezegd: Bedrieg mij niet?’
De vrouw:
De verzen daarna vertellen over hoe de zoon weer warm wordt. Het stuk eindigt met Elisa die Gehazi de vrouw laat roepen. Vers 36: ‘En zij kwam bij hem; hij zei: Neem uw zoon op. Toen kwam zij, viel voor zijn voeten en boog zich ter aarde; zij nam haar zoon op en ging naar buiten.’
De vrouw:
In hoofdstuk 8 van 2 Koningen lezen we dat het verhaal van Elisa en de vrouw van Sunem zeker daarna ook nog wel verder ging. Want Elisa heeft haar opgeroepen om met haar gezin te vertrekken van hun stuk grond, zodat zij de hongersnood van zeven jaar zouden overleven. ‘Blijf als vreemdeling waar u verblijven kunt, want de Heere heeft een hongersnood aangekondigd, en die zal ook zeven jaar lang over het land komen.’ (2 Koningen 8: 1) De reactie van de vrouw is te lezen in vers 2: ‘En de vrouw was opgestaan en had gedaan overeenkomstig het woord van de man Gods: zij ging, zij en haar gezin, en verbleef als vreemdeling in het land van de Filistijnen, zeven jaar lang.’ Bij terugkomst ging de vrouw van Sunem eropuit om hulp van de koning in te roepen. Dit met het oog op haar huis en met het oog op haar akker (vers 3). We lezen niet over dat ze haar man hierbij meeneemt. Gehazi was juist in gesprek met de koning over de grote dingen die Elisa gedaan heeft. De koning vroeg daarnaar aan Gehazi, de knecht van de man Gods (vers 4). Terwijl Gehazi de geschiedenis over het tot leven komen van de zoon van de vrouw van Sunem vertelde, werd de hulp van de koning ingeroepen. En wel door de vrouw en de zoon. Gehazi herkende hen en getuigde aan de koning dat de zojuist vertelde geschiedenis deze twee personen betrof. Het was duidelijk dat de vrouw de nabijheid van de koning zocht met het oog op het huis en het oog op de akker. Maar de koning ondervraagt de vrouw eerst, waarop zij de koning deelgenoot maakt (‘zij vertelde hem’ vers 6) over dit stuk van haar leven. De koning geeft een hoveling afsluitend de volgende uit te voeren woorden mee (vers 6): ‘Laat zij alles terugkrijgen wat van haar is, terugkrijgen, ook de hele opbrengst van de akker, van de dag af dat zij het land verlaten heeft, tot nu toe.’
De vrouw:
Kernaspecten zijn:
In deze tijd zouden we zeggen deze vrouw van Sunem ‘proclameert’ niets.
Ze stelt zichzelf op geenenkel moment zo op dat ze iets meent ‘af te dwingen’ bij God.
Ze weet welke wegen er zijn te gaan; zowel geestelijk, als aards (deze gaan prima samen).
Ze leeft met de Heer.
Het gaat op geen enkel moment om haar in haar leven, we weten haar naam niet eens!
Het getuigenis van deze bijbelstukken is groots en werkt soeverein door.
Persoonlijk is voor mij Johannes 16 vers 22-24 hierin zo mooi:
‘U hebt dan nu wel droefheid, maar Ik zal u weerzien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen. En op die dag zult u Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, zal Hij u geven. Tot nu toe hebt u niets gebeden in Mijn naam; bid, en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal worden.’
Het volkomen worden van blijdschap: wouw!
Gebroken als ik ben, genade is genoeg.
Overvloedige vreugde des Heeren kan me in dit aardse daarom al zo ten deel vallen en dan komt de volkomenheid ooit ook nog…
Eerbied en diep ontzag, alle eer en Glorie aan Hem: de Vader, Christus de Zoon & de Heilige Geest ons gegeven als Helper en Trooster!
Niets uit dit artikel mag zonder uitdrukkelijke toestemming van Deborah Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op.
2 Koningen 8: 1-6
In vers 9 zegt deze vrouw van Sunem tegen haar man:
‘Zie toch, ik heb gemerkt dat deze man Gods,
die steeds bij ons langskomt, heilig is. Laten wij…’
De vrouw:
- Ziet en deelt met haar man: zie dan (haar man weet: er wordt iets van mij gevraagd).
- Ze noemt feiten: dit is wat er concreet gebeurt.
- Ze geeft eer en glorie aan God, door de ‘heiligheid’ te benoemen. ‘Ik heb gemerkt dat deze man heilig is.’
- Ze benoemt een verlangen, concreet uitvoerbaar. Deze is ze begonnen met de woorden: ‘Laten wij…’ Kortom, het verlangen wat in haar hart is gekomen, deelt ze met haar man, als: samen. Niet hoogverheven: ik voel of ik vind dat wij dit moeten gaan doen. Dit verlangen benoemt ze niet als ‘oplossing.’ Waardoor er geen aandacht uitgaat naar de reden of het waarom. Er is enkel ‘hij is heilig’ en ‘laten wij.’
Elisa vindt in de uitbouw een plek om te rusten.
Hij erkent de gastvrijheid als ware het: ‘de vrouw van Sunem is zo goed voor hem.’
Wat kan men dan toch voor haar doen? (vers 13-14)
Elisa ziet haar, zoals zij hem ook zag.
Belangrijk is dat Gehazi in het vervolggesprek degene is die over het ontbreken van een zoon begint. We lezen dus niet over een vrouw die vraagt om erfopvolging. Wanneer Elisa zegt dat zij een zoon gaat baren, waarin hij zeer concreet is over het moment, is haar reactie een mondig: ‘lieg niet, tegen mij: dienares.’
De zoon sterft, nadat hij opstond met hoofdpijn. We lezen in de verzen daarna hoe de vrouw ‘snel’ naar de man Gods op reis gaat (vers 22-23). Haar man vraagt waarom ze dat doet, want geen nieuwemaan of sabbat.
Haar antwoord is kort maar krachtig: ‘Het is goed zo.’
Waarna ze een knecht instructie geeft om de ezelin op te drijven en zonder oponthoud te rijden, tenzij ze anders aangeeft (vers 24).
Wanneer Elisa haar ziet, wil hij weten hoe het met haar is.
In de ontmoeting die volgt vraagt hij dit meteen aan haar.
Haar antwoord is: ‘Het gaat goed.’
Vervolgens werpt ze zich aan zijn voeten.
In dit contact wil Gehazi Elisa beschermen, maar Elisa is duidelijk:
‘Haar ziel is bitter bedroefd, en de Heere heeft het voor mij verborgen en het mij niet bekend gemaakt.’
In het vers daarna lezen we dat de vrouw zegt: ‘Heb ik een zoon van mijn heer gevraagd? Heb ik niet gezegd: Bedrieg mij niet?’
De vrouw:
- Haast zich om wat in haar omgaat te delen.
- Haar ziel is ‘goed’ in alles wat in haar omgaat, weet ze dat ze naar de man Gods mag gaan. (Elisa koppelt heel mooi terug, dat hij het bittere verdriet ziet en dat hij zich ertoe moet verhouden zonder vooraf hierop voorbereid te zijn door God, zonder vooraf inzicht te hebben gehad over hoe erop te reageren. Je ziet dus dat een man Gods: Elisa, in de basis reageert. Een heilige basis van de Heer kennen en gekend worden door Hem.)
- Ze ervaart: Bitter verdriet. Ze ervaart: Heb ik gevraagd? Ik ben duidelijk geweest; bedrieg mij (ze bevestigt ook dan haar positie: dienares!) niet. De zegen en vreugde van het ontvangen van een zoon, om nu bitter verdriet te ervaren. Ze uit zich, maar… let op: ze is begonnen met de zin: ‘Het gaat goed.’ Ook haar basis is een van leven met de Heer.
De verzen daarna vertellen over hoe de zoon weer warm wordt. Het stuk eindigt met Elisa die Gehazi de vrouw laat roepen. Vers 36: ‘En zij kwam bij hem; hij zei: Neem uw zoon op. Toen kwam zij, viel voor zijn voeten en boog zich ter aarde; zij nam haar zoon op en ging naar buiten.’
De vrouw:
- Gaat naar Elisa wanneer hij om haar vraagt. Een concrete fysieke daad van voetstappen zetten en in de nabijheid zijn van elkaar.
- Ze heeft open oren en een open hart voor de woorden van Elisa: ‘Neem uw zoon op.’ Het dringt door dat Elisa daarmee zegt, dat er nog een aards stukje zal zijn die zij samen als moeder en zoon mogen wandelen!
- Ze valt vervolgens voor zijn voeten en boog zich ter aarde. Daarmee geeft ze eer en glorie aan God, die ze door de heilige wandel van Elisa gereflecteerd ziet. Ook buigt ze zich ter aarde, dit heeft dus niets van een of andere emotionele uitbarsting te maken. Een desperaat ‘vallen aan de voeten van.’ Dit is eer geven, glorie aan de Schepper.
- We lezen daaropvolgend: ‘zij nam haar zoon op en ging naar buiten.’ Ze krijgt kracht om het vervolg van het leven te dragen. Dit ook te doen: zichtbaar in haar omgeving. Ze koestert het gegevene. Groots!
In hoofdstuk 8 van 2 Koningen lezen we dat het verhaal van Elisa en de vrouw van Sunem zeker daarna ook nog wel verder ging. Want Elisa heeft haar opgeroepen om met haar gezin te vertrekken van hun stuk grond, zodat zij de hongersnood van zeven jaar zouden overleven. ‘Blijf als vreemdeling waar u verblijven kunt, want de Heere heeft een hongersnood aangekondigd, en die zal ook zeven jaar lang over het land komen.’ (2 Koningen 8: 1) De reactie van de vrouw is te lezen in vers 2: ‘En de vrouw was opgestaan en had gedaan overeenkomstig het woord van de man Gods: zij ging, zij en haar gezin, en verbleef als vreemdeling in het land van de Filistijnen, zeven jaar lang.’ Bij terugkomst ging de vrouw van Sunem eropuit om hulp van de koning in te roepen. Dit met het oog op haar huis en met het oog op haar akker (vers 3). We lezen niet over dat ze haar man hierbij meeneemt. Gehazi was juist in gesprek met de koning over de grote dingen die Elisa gedaan heeft. De koning vroeg daarnaar aan Gehazi, de knecht van de man Gods (vers 4). Terwijl Gehazi de geschiedenis over het tot leven komen van de zoon van de vrouw van Sunem vertelde, werd de hulp van de koning ingeroepen. En wel door de vrouw en de zoon. Gehazi herkende hen en getuigde aan de koning dat de zojuist vertelde geschiedenis deze twee personen betrof. Het was duidelijk dat de vrouw de nabijheid van de koning zocht met het oog op het huis en het oog op de akker. Maar de koning ondervraagt de vrouw eerst, waarop zij de koning deelgenoot maakt (‘zij vertelde hem’ vers 6) over dit stuk van haar leven. De koning geeft een hoveling afsluitend de volgende uit te voeren woorden mee (vers 6): ‘Laat zij alles terugkrijgen wat van haar is, terugkrijgen, ook de hele opbrengst van de akker, van de dag af dat zij het land verlaten heeft, tot nu toe.’
De vrouw:
- Hoort en gaat waar zij moet zijn. Ze herkent de beschermende woorden van Elisa en handelt daarnaar. Belangrijk: ze komt ook zeker terug wanneer dat kan. Dus haar handelen is geen ‘wortel schieten.’
- Ze weet dat ze de hulp van de koning nodig heeft om haar huis en akker mogelijk terug te krijgen. Dus deze weg bewandelt ze ook.
- Ze verteld wanneer ze ondervraagd wordt over een bijzonder stuk geschiedenis van hun leven. Ze durft open te zijn. Door te vertellen over de man Gods Elisa, krijgt God alle eer en glorie.
Kernaspecten zijn:
- Herkennen van heiligheid.
- Volgen: in communicatie, maar ook in daden (voetstappen zetten).
- Duidelijk leiderschap & ‘dienares’ zijn kunnen prima samen.
- Respectvolle omgang met … doet er toe: eer en glorie aan Hem!
In deze tijd zouden we zeggen deze vrouw van Sunem ‘proclameert’ niets.
Ze stelt zichzelf op geenenkel moment zo op dat ze iets meent ‘af te dwingen’ bij God.
Ze weet welke wegen er zijn te gaan; zowel geestelijk, als aards (deze gaan prima samen).
Ze leeft met de Heer.
Het gaat op geen enkel moment om haar in haar leven, we weten haar naam niet eens!
Het getuigenis van deze bijbelstukken is groots en werkt soeverein door.
- Hoe sta jij voor God in de aardse wandel?
- Wil je echt onder de invloed staan van iets als bijv. het welvaartsevangelie?
Persoonlijk is voor mij Johannes 16 vers 22-24 hierin zo mooi:
‘U hebt dan nu wel droefheid, maar Ik zal u weerzien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen. En op die dag zult u Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, zal Hij u geven. Tot nu toe hebt u niets gebeden in Mijn naam; bid, en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal worden.’
Het volkomen worden van blijdschap: wouw!
Gebroken als ik ben, genade is genoeg.
Overvloedige vreugde des Heeren kan me in dit aardse daarom al zo ten deel vallen en dan komt de volkomenheid ooit ook nog…
Eerbied en diep ontzag, alle eer en Glorie aan Hem: de Vader, Christus de Zoon & de Heilige Geest ons gegeven als Helper en Trooster!
Niets uit dit artikel mag zonder uitdrukkelijke toestemming van Deborah Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op.