Mattheüs 18 vers 1-5 De discipelen komen bij Jezus en zeggen:
“Wie is toch de belangrijkste in het Koninkrijk der hemelen?”
Jezus roept een kind en zet hem in het midden. Hij legt uit, dat de discipelen moeten worden als de kinderen.
Sterker nog, hij roept hen op te veranderen, want anders gaan ze helemaal (beslist) dat koninkrijk de hemelen niet binnen.
Ondertussen staat dat kind dus nog in het midden.
Dat zal ongemakkelijk zijn geweest, want de Heer heeft het over: ‘vernederen als dit kind.’
De letterlijke situatie is: in het midden staan, in het bijzijn van de Heer en mensen die Hem volgen.
En dan door de Heer als voorbeeld van geloof benoemd worden…..
Als je denkt aan de sociale contexten van jou leven.
Zie je jezelf dan staan?
Besef je dan dat de Heer jou op die plek gezet heeft?
Vanuit mijn radicale bekering was er zeker het eerste decennium daarna voornamelijk het ‘geloven als een kind.’
Als predikantsvrouw heb ik dat geregeld mogen uitleggen, kort en bondig:
‘Bij de gave van geloof, is het geloof van een kind gegeven.’
En nog steeds, dwars door alle verdiepingen heen, zie ik dit ‘geloof als een kind’ als de basis. Dit troost en bemoedigt me enorm.
Kinderen zijn in ontwikkeling, nieuwsgierig, enthousiast en mogen allerlei situaties redelijk onbevangen aangaan.
Ik vind dit een van de mooiste en duidelijkste stukken over de taak die je niet alleen als ouders, maar ook als maatschappij hebt in de opvoeding van kinderen.
Vers 6-9: “Wie een van dezen kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was en hij in de diepte van de zee gezonken was.”
In de verzen erna omschrijft Jezus dat er struikelblokken zullen zijn, in dus het behouden van het geloof in het groter worden.
Maar, vers 7: “Wee, de mens door wie zo’n struikelblok komt!”
Op wat voor wijze dan ook: voorkom dat je het geloof van kinderen beschadigd.
Het is een vers wat helend werkt, God is rechtvaardig.
Je mag weten dat alle mensen die zich beroepen op genade terwijl zij volharden in zonden die ze begaan waarbij het geloof van kinderen kapotgemaakt wordt, eens voor Gods troon verschijnen.
Besef je dat een kind het nodig heeft om zijn of haar ‘eigen stem’ hardop uit te spreken wanneer het over ‘geloof’ gaat?
Dat daarin een basis van verwondering zit, die ook veel voor jou als volwassene kan betekenen?
De woorden van dit stuk zijn zo overduidelijk.
Laatst was mijn schoonfamilie bij ons een broodjes knakworst aan het eten.
Ik praatte met mijn mond vol. Waarop buurvrouw, mijn nichtje van zes jaar zei:
“Jij praat met je mond vol, dat mag niet!”
Ik zei: “Van wie niet?”
Ze dacht even na en zei toen met een grote glimlach: “Van God.”
De maaltijd vorderde en na een poosje moest ze ontzettend lachen.
Waarop ik zei: “Jij lacht met je mond vol, hoezo mag dat wel?”
Haar antwoord was:
“Ja, ik ben klein ik heb nog wat te leren, jij zou bent groot en hebt alles al geleerd.”
Het geloof van een kind, dat moet je beschermen en voorkom dat jij degene bent van wie het later zegt: “Ja, die gelovige …. Maar ik wist hoe hij of zij dan en dan deed. Daar kon ik niks mee of dat was zo schadelijk, dus ben ik het geloof niet aangegaan of heb het losgelaten.”
Uiteraard heb ik die avond nog gedacht aan hoe ik dat soort gesprekjes met onze eigen kinderen aan zou zijn gegaan.
Hoezo, is God, de God voor jou van ‘dat mag niet.’
Haar ouders heb ik op dat moment alvast veel succes gewenst met de puberteit, maar ’s avonds viel ik met een glimlach in slaap:
“Dank U Heer dat dit meisje weet dat er een God is.”
Vers 10: “Pas op, dat u niet een van deze kleinen veracht. Want ik zeg u dat hun engelen in de hemelen altijd het aangezicht zien van Mijn vader, Die in de hemelen is.” (Graag niet mee op de loop gaan dames!)
Daarna komt het stukje over het verloren schaap, wat eindigt met de woorden:
“Zo is het ook niet de wil van uw Vader, Die in de hemelen is, dat een van deze kleinen verloren gaat.”
Hoe gaan wij in het volwassen leven om met mensen die ons verachten?
Bij ‘verachten’ denk ik aan: ‘op neer kijken’ en dan nog negatiever geladen.
De Heer wil niet dat zij verloren gaan, maar weet ook wat er gebeurt in de levens.
Het ene schaap, daarover verblijdt de Heer zich zoveel meer.
Het is verdrietig wanneer we denken te zien dat een kind op enig moment van het geloof afvalt, maar de Herder zal blijven zoeken, want Hij kent het bij naam.
Valt jou ook op dat de Heer zo de harten kent en daarop aanspreekt?
Dit kind in het midden, oog in oog met de Zoon van God Jezus Christus!
Dit kind was meer dan prima in orde, denk je ook niet?
Niets uit dit artikel mag zonder uitdrukkelijke toestemming van Deborah Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op.
“Wie is toch de belangrijkste in het Koninkrijk der hemelen?”
Jezus roept een kind en zet hem in het midden. Hij legt uit, dat de discipelen moeten worden als de kinderen.
Sterker nog, hij roept hen op te veranderen, want anders gaan ze helemaal (beslist) dat koninkrijk de hemelen niet binnen.
Ondertussen staat dat kind dus nog in het midden.
Dat zal ongemakkelijk zijn geweest, want de Heer heeft het over: ‘vernederen als dit kind.’
De letterlijke situatie is: in het midden staan, in het bijzijn van de Heer en mensen die Hem volgen.
En dan door de Heer als voorbeeld van geloof benoemd worden…..
Als je denkt aan de sociale contexten van jou leven.
Zie je jezelf dan staan?
Besef je dan dat de Heer jou op die plek gezet heeft?
Vanuit mijn radicale bekering was er zeker het eerste decennium daarna voornamelijk het ‘geloven als een kind.’
Als predikantsvrouw heb ik dat geregeld mogen uitleggen, kort en bondig:
‘Bij de gave van geloof, is het geloof van een kind gegeven.’
En nog steeds, dwars door alle verdiepingen heen, zie ik dit ‘geloof als een kind’ als de basis. Dit troost en bemoedigt me enorm.
Kinderen zijn in ontwikkeling, nieuwsgierig, enthousiast en mogen allerlei situaties redelijk onbevangen aangaan.
Ik vind dit een van de mooiste en duidelijkste stukken over de taak die je niet alleen als ouders, maar ook als maatschappij hebt in de opvoeding van kinderen.
Vers 6-9: “Wie een van dezen kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was en hij in de diepte van de zee gezonken was.”
In de verzen erna omschrijft Jezus dat er struikelblokken zullen zijn, in dus het behouden van het geloof in het groter worden.
Maar, vers 7: “Wee, de mens door wie zo’n struikelblok komt!”
Op wat voor wijze dan ook: voorkom dat je het geloof van kinderen beschadigd.
Het is een vers wat helend werkt, God is rechtvaardig.
Je mag weten dat alle mensen die zich beroepen op genade terwijl zij volharden in zonden die ze begaan waarbij het geloof van kinderen kapotgemaakt wordt, eens voor Gods troon verschijnen.
Besef je dat een kind het nodig heeft om zijn of haar ‘eigen stem’ hardop uit te spreken wanneer het over ‘geloof’ gaat?
Dat daarin een basis van verwondering zit, die ook veel voor jou als volwassene kan betekenen?
De woorden van dit stuk zijn zo overduidelijk.
Laatst was mijn schoonfamilie bij ons een broodjes knakworst aan het eten.
Ik praatte met mijn mond vol. Waarop buurvrouw, mijn nichtje van zes jaar zei:
“Jij praat met je mond vol, dat mag niet!”
Ik zei: “Van wie niet?”
Ze dacht even na en zei toen met een grote glimlach: “Van God.”
De maaltijd vorderde en na een poosje moest ze ontzettend lachen.
Waarop ik zei: “Jij lacht met je mond vol, hoezo mag dat wel?”
Haar antwoord was:
“Ja, ik ben klein ik heb nog wat te leren, jij zou bent groot en hebt alles al geleerd.”
Het geloof van een kind, dat moet je beschermen en voorkom dat jij degene bent van wie het later zegt: “Ja, die gelovige …. Maar ik wist hoe hij of zij dan en dan deed. Daar kon ik niks mee of dat was zo schadelijk, dus ben ik het geloof niet aangegaan of heb het losgelaten.”
Uiteraard heb ik die avond nog gedacht aan hoe ik dat soort gesprekjes met onze eigen kinderen aan zou zijn gegaan.
Hoezo, is God, de God voor jou van ‘dat mag niet.’
Haar ouders heb ik op dat moment alvast veel succes gewenst met de puberteit, maar ’s avonds viel ik met een glimlach in slaap:
“Dank U Heer dat dit meisje weet dat er een God is.”
Vers 10: “Pas op, dat u niet een van deze kleinen veracht. Want ik zeg u dat hun engelen in de hemelen altijd het aangezicht zien van Mijn vader, Die in de hemelen is.” (Graag niet mee op de loop gaan dames!)
Daarna komt het stukje over het verloren schaap, wat eindigt met de woorden:
“Zo is het ook niet de wil van uw Vader, Die in de hemelen is, dat een van deze kleinen verloren gaat.”
Hoe gaan wij in het volwassen leven om met mensen die ons verachten?
Bij ‘verachten’ denk ik aan: ‘op neer kijken’ en dan nog negatiever geladen.
De Heer wil niet dat zij verloren gaan, maar weet ook wat er gebeurt in de levens.
Het ene schaap, daarover verblijdt de Heer zich zoveel meer.
Het is verdrietig wanneer we denken te zien dat een kind op enig moment van het geloof afvalt, maar de Herder zal blijven zoeken, want Hij kent het bij naam.
Valt jou ook op dat de Heer zo de harten kent en daarop aanspreekt?
Dit kind in het midden, oog in oog met de Zoon van God Jezus Christus!
Dit kind was meer dan prima in orde, denk je ook niet?
Niets uit dit artikel mag zonder uitdrukkelijke toestemming van Deborah Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op.