2 Korinthe 10 vers 1-11
Hebreeën 10 vers 26-37
1 Korinthe 13: 12
Hebreeën 11 Door het geloof…, afgesloten door vers 38-40.
We ontmoeten een smekende Paulus in de tweede Korinthe brief.
Bij het lezen van de eerste verzen word je getroffen door de zorgvuldigheid waarmee hij uitlegt hoe hij tot ‘smeken’ is gekomen.
Vers 5 komt daarmee tot de kern: ‘Want wij breken valse redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en wij nemen elke gedachte gevangen, om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus,” achter de komma lezen we in vers 6: “en wij staan gereed om elke ongehoorzaamheid te bestraffen, zodra uw gehoorzaamheid volkomen zal zijn.”
Paulus die omschrijft in 1 Korinthe 13 vers 12: “Nu immers kijken wij door middel van een spiegel in een raadsel, maar dan zullen wij zien van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen, zoals ik zelf gekend ben.”
In Hebreeën 10 en 11 lezen we in vers 26 dat wanneer we willens en wetens zondigen, nadat we de kennis van de waarheid ontvangen hebben er geen slachtoffer voor de zonde meer overblijft. Met andere woorden, als je kennis hebt van het de ontstane genade door de Verlossing door Christus gerealiseerd en je wijst deze af, dan (vers 27) is er slechts een verschrikkelijke verwachting van het oordeel en verzengend vuur, dat tegenstanders zal verslinden. Want daarmee (vers 29), vertrap je de Zoon van God en het bloed van het verbond, waardoor hij geheiligd was, welke je dan onrein geacht hebt en de Geest van genade gesmaad hebt. Hoofdstuk 10 vervolgd met dat het vreselijk is om in de handen van de levende God te vallen en dat wij onze vrijmoedigheid niet weg moeten werpen.
Kortom: kennis nemen van wie de drie-enig God is, is geen vrijblijvende exploratie.
Dat Christus volgen een prijs heeft hier op aarde, staat in geen verhouding tot het behoud van de ziel.
Sterker nog, ondanks allerlei nare dingen die ons omwille van de verkondiging en het geven van getuigenissen van wie onze Heer is mogen overkomen: de schrijver zegt: “Werp dan uw vrijmoedigheid niet weg!”
Hoofdstuk 11 bevat een opsomming van korte bondige geloofsgetuigenissen: “Door het geloof….”
Wij hebben nodig: volharding (hoofdstuk 10 vers 36), want (vers 37-39):
“Nog een heel korte tijd en Hij die komt, zal komen en niet uitblijven. Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven, en als iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen. Wij zijn echter geen mensen die zich onttrekken en daardoor naar het verderf gaan, maar mensen die geloven, tot het behoud van hun ziel.”
Wij hebben het nodig om vrijmoedig te kunnen delen over onze Heer. Het is als lucht voor onze longen en voeding voor ons lijf. Wij kunnen ons niet onttrekken, zelfs wanneer we zien dat mede broeders en zusters zich onttrekken… wij kunnen niet anders dan volharden in getuigen. Omdat wij geloven, vanuit de kennis, die kan voelen als een raadsel, we geloven. De opsomming in hoofdstuk 11 is enorm bemoedigend.
Na vele hoopvolle krachtige woorden lezen we halverwege vers 35:
“Maar anderen zijn gefolterd en namen de aangeboden verlossing niet aan, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden. En weer anderen hebben spot en geselslagen verdragen, ja zelfs boeien en gevangenis. Zij zijn gestenigd, in stukken gezaagd, in verzoeking gebracht, met het zwaard ter dood gebracht. Zij hebben rondgelopen in schapenvachten en geitenvellen. Zij leden gebrek, werden verdrukt en mishandeld.”
De aardse prijs voor het hebben van ‘vrijmoedigheid om te getuigen’ is niet iets om lichtzinnig over te denken!
En dan mogen we lezen in vers 38: “De wereld was hen niet waard……”
In deze tijd is het besef van discrepantie tussen de aardse wereld en dat wat de Heer met ons leven hier wil, zo immens groot.
Deze discrepantie is vanuit de mens niet te overbruggen.
De wereld is van God los. Zij doolt in leegte en vult zich met dat wat de wereld te bieden heeft.
Wij mogen weten dat deze wereld ons niet waard is.
Over de mensen die zich inzetten voor de Heer voor de komst van Christus naar de aarde lezen we:
“Zij dwaalden rond in afgelegen plaatsen en verbleven op bergen, in grotten en in holen in de aarde. En deze allen hebben, hoewel zij door het geloof een goed getuigenis van God gekregen hebben, de vervulling van de belofte niet verkregen”
Onze drie-enig God heeft voor ons voorzien dat wij genade mogen aannemen. Daarmee geven wij erkenning, glorie en eer aan de God van het Oude en het Nieuwe Testament. Want de mensen uit Hebreeën 11 komen ook door ons tot volmaaktheid.
De woorden van Hebreeën 10 vers 37 mag onze troost zijn in deze:
“Want: Nog een heel korte tijd en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven.”
Deze woorden weten we en moeten onze ‘drive’ zijn om juist nu vrijmoedigheid te behouden.
Zet je in om ‘valse redeneringen en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God’ af te breken.
‘Neem gedachten gevangen, om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus,’ begrens ook jezelf daar dus in en blijf bij de kern.
Tegenover mij stond een jonge vrouw: Ze nam de tijd om te kijken of het Christendom iets voor haar was.
Tegenover mij stond een man van middelbare leeftijd: Hij kon precies benoemen waarom hij de God van de mensen in de kerk afwees.
Tegenover mij stond een oude mevrouw: Onzeker bleef ze staan in de haar geschonken genade. Biddend voor haar man en kinderen, die onze drie-enig God afwezen.
Ik begrijp de smekende Paulus.
Niets uit dit artikel mag zonder uitdrukkelijke toestemming van Deborah Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op.
Hebreeën 10 vers 26-37
1 Korinthe 13: 12
Hebreeën 11 Door het geloof…, afgesloten door vers 38-40.
We ontmoeten een smekende Paulus in de tweede Korinthe brief.
Bij het lezen van de eerste verzen word je getroffen door de zorgvuldigheid waarmee hij uitlegt hoe hij tot ‘smeken’ is gekomen.
Vers 5 komt daarmee tot de kern: ‘Want wij breken valse redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en wij nemen elke gedachte gevangen, om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus,” achter de komma lezen we in vers 6: “en wij staan gereed om elke ongehoorzaamheid te bestraffen, zodra uw gehoorzaamheid volkomen zal zijn.”
Paulus die omschrijft in 1 Korinthe 13 vers 12: “Nu immers kijken wij door middel van een spiegel in een raadsel, maar dan zullen wij zien van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen, zoals ik zelf gekend ben.”
In Hebreeën 10 en 11 lezen we in vers 26 dat wanneer we willens en wetens zondigen, nadat we de kennis van de waarheid ontvangen hebben er geen slachtoffer voor de zonde meer overblijft. Met andere woorden, als je kennis hebt van het de ontstane genade door de Verlossing door Christus gerealiseerd en je wijst deze af, dan (vers 27) is er slechts een verschrikkelijke verwachting van het oordeel en verzengend vuur, dat tegenstanders zal verslinden. Want daarmee (vers 29), vertrap je de Zoon van God en het bloed van het verbond, waardoor hij geheiligd was, welke je dan onrein geacht hebt en de Geest van genade gesmaad hebt. Hoofdstuk 10 vervolgd met dat het vreselijk is om in de handen van de levende God te vallen en dat wij onze vrijmoedigheid niet weg moeten werpen.
Kortom: kennis nemen van wie de drie-enig God is, is geen vrijblijvende exploratie.
Dat Christus volgen een prijs heeft hier op aarde, staat in geen verhouding tot het behoud van de ziel.
Sterker nog, ondanks allerlei nare dingen die ons omwille van de verkondiging en het geven van getuigenissen van wie onze Heer is mogen overkomen: de schrijver zegt: “Werp dan uw vrijmoedigheid niet weg!”
Hoofdstuk 11 bevat een opsomming van korte bondige geloofsgetuigenissen: “Door het geloof….”
Wij hebben nodig: volharding (hoofdstuk 10 vers 36), want (vers 37-39):
“Nog een heel korte tijd en Hij die komt, zal komen en niet uitblijven. Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven, en als iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen. Wij zijn echter geen mensen die zich onttrekken en daardoor naar het verderf gaan, maar mensen die geloven, tot het behoud van hun ziel.”
Wij hebben het nodig om vrijmoedig te kunnen delen over onze Heer. Het is als lucht voor onze longen en voeding voor ons lijf. Wij kunnen ons niet onttrekken, zelfs wanneer we zien dat mede broeders en zusters zich onttrekken… wij kunnen niet anders dan volharden in getuigen. Omdat wij geloven, vanuit de kennis, die kan voelen als een raadsel, we geloven. De opsomming in hoofdstuk 11 is enorm bemoedigend.
Na vele hoopvolle krachtige woorden lezen we halverwege vers 35:
“Maar anderen zijn gefolterd en namen de aangeboden verlossing niet aan, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden. En weer anderen hebben spot en geselslagen verdragen, ja zelfs boeien en gevangenis. Zij zijn gestenigd, in stukken gezaagd, in verzoeking gebracht, met het zwaard ter dood gebracht. Zij hebben rondgelopen in schapenvachten en geitenvellen. Zij leden gebrek, werden verdrukt en mishandeld.”
De aardse prijs voor het hebben van ‘vrijmoedigheid om te getuigen’ is niet iets om lichtzinnig over te denken!
En dan mogen we lezen in vers 38: “De wereld was hen niet waard……”
In deze tijd is het besef van discrepantie tussen de aardse wereld en dat wat de Heer met ons leven hier wil, zo immens groot.
Deze discrepantie is vanuit de mens niet te overbruggen.
De wereld is van God los. Zij doolt in leegte en vult zich met dat wat de wereld te bieden heeft.
Wij mogen weten dat deze wereld ons niet waard is.
Over de mensen die zich inzetten voor de Heer voor de komst van Christus naar de aarde lezen we:
“Zij dwaalden rond in afgelegen plaatsen en verbleven op bergen, in grotten en in holen in de aarde. En deze allen hebben, hoewel zij door het geloof een goed getuigenis van God gekregen hebben, de vervulling van de belofte niet verkregen”
Onze drie-enig God heeft voor ons voorzien dat wij genade mogen aannemen. Daarmee geven wij erkenning, glorie en eer aan de God van het Oude en het Nieuwe Testament. Want de mensen uit Hebreeën 11 komen ook door ons tot volmaaktheid.
De woorden van Hebreeën 10 vers 37 mag onze troost zijn in deze:
“Want: Nog een heel korte tijd en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven.”
Deze woorden weten we en moeten onze ‘drive’ zijn om juist nu vrijmoedigheid te behouden.
Zet je in om ‘valse redeneringen en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God’ af te breken.
‘Neem gedachten gevangen, om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus,’ begrens ook jezelf daar dus in en blijf bij de kern.
Tegenover mij stond een jonge vrouw: Ze nam de tijd om te kijken of het Christendom iets voor haar was.
Tegenover mij stond een man van middelbare leeftijd: Hij kon precies benoemen waarom hij de God van de mensen in de kerk afwees.
Tegenover mij stond een oude mevrouw: Onzeker bleef ze staan in de haar geschonken genade. Biddend voor haar man en kinderen, die onze drie-enig God afwezen.
Ik begrijp de smekende Paulus.
Niets uit dit artikel mag zonder uitdrukkelijke toestemming van Deborah Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op.