Psalm 33 vers 13-15: ‘De Heere schouwt uit de hemel en ziet alle mensenkinderen. Vanuit Zijn verheven woonplaats aanschouwt Hij alle bewoners van de aarde. Hij vormt hun aller hart; Hij let op al hun daden.’
Psalm 31 vers 8: ‘Ik zal mij verheugen en verblijden in Uw goedertierenheid, want u hebt mijn ellende gezien en mijn ziel in benauwdheden gekend.’
Vers 11-14: ‘Wees mij genadig Heere, want angst benauwt mij; verzwakt van verdriet is mijn oog, mijn ziel, mijn buik. Want mijn leven teert weg door verdriet en mijn jaren door zuchten; mijn kracht is vervallendoor mijn ongerechtigheid en mijn beenderen zijn verzwakt.
Vanwege al mijn tegenstanders ben ik tot een smaad geworden, voor mijn buren het meest, en tot een bron van angst voor mijn bekenden; wie mij op straat zien, ontvluchten mij. Vergeten ben ik, als een dode, verdwenen uit het hart; ik ben geworden als een gebroken kruik. Want ik hoor de laster van velen; angst van rondom, omdat zij tegen mij samenspannen. Zij bedenken plannen om mij het leven te benemen.’
Vers 19: ‘Laat de leugenlippen verstommen, die hooghartige taal spreken tegen de rechtvaardige, vol hoogmoed en verachting.’
Vers 20-21: ‘Voor wie God vrezen, voor wie bij Hem een toevlucht nemen: U verbergt hen in het verborgene van Uw aangezicht voor het hoogmoedig gedrag van de man; U doet hen schuilen in een hut voor het getwist van de tongen.’
Dag en nacht is in lijden een ‘dingetje.’
De nacht heeft minder prikkels dan de dag, maar dan kan er ook zo overduidelijk de gedachtenstorm zijn.
Tegelijk kan de dag vervuld zijn van de duisternis doordat er een eenzame strijd is.
Psalm 139 vers 11 & 12: ‘Zei ik: Ja duisternis zal mij opslokken! Dan is de nacht een licht om mij heen. Zelfs de duisternis maakt het voor U niet duister; maar de nacht licht op als de dag, de duisternis is als het licht.’
Bij het niet kunnen aanhaken op de dag, kan de donkerte van de nacht fijner zijn. Een verademing; ook deze dag is weer voorbij. In de rust van het duister, is er het licht van de Heer. Het weten dat God zorgt, het geborgen zijn in Hem. Wanneer de natuurlijke rust over de schepping valt, wanneer prikkels en verwachtingen even gepauzeerd worden.
Psalm 139 Vers 13/14: ‘Want U hebt mijn nieren geschapen, mij in de schoot van mijn moeder geweven. Ik loof U omdat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken, mijn ziel weet dat zeer goed.’
Wat een troost! Woorden geven aan lijden mag. David geeft zelfs daarbij meteen eer en glorie aan God. Maar als je geen woorden kan vinden, laat staan zoals David dat kon, dan is het zoeken van Zijn aangezicht al ‘genoeg.’ Door de Heilige Geest wordt iets aards als ‘taal’ overstegen.
Lukas 2 vers 25: ‘En zie, er was een man uit Jeruzalem, van wie de naam Simeon was, en die man was rechtvaardig en godvrezend. Hij verwachtte de vertroosting van Israël en de heilige Geest was op hem.’ Deze man herkent en erkent vervolgens de Heer Jezus als verlosser en Zoon van God.
Lukas 2 vers 9: ‘en zie, een engel van de Heere stond bij hen en de heerlijkheid van de Heere omscheen hen en zij werden zeer bevreesd.’ De natuurlijke reactie is ‘de Vreze des Heeren.’ In deze tijd van goedgebekte verwoordingen en reflecties aangaande een ‘god’ die mensen in hun broekzak lijken te hebben. Andere praat dan die van David in de vele Psalmen, andere reacties in deze tijd daar waar Gods grootheid zichtbaar is.
Romeinen 8 vers 26 & 27: ‘En evenzo komt ook de Geest onze zwakheden te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort. De Geest Zelf echter pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij Die de harten doorzoekt, weet wat het denken van de Geest is, omdat hij naar de wil van God voor de heiligen pleit.’
De plek van het aardse lijden door gebrokenheid mag er in vrijheid zijn.
Op welke momenten van de dag vliegen jou de aardse dingen aan?
Breng jij die dan voor Gods aangezicht?
Hoe geef jij jezelf een stem naar de Heer?
Heb je andere verwachtingen van het aardse leven, dan het leven in gebrokenheid?
De tekst over de onuitsprekelijke verzuchtingen wordt vervolgd met deze tekst:
Romeinen 8 vers 28:
‘En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede,
voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn.’
Hoe landt de tekst in jouw ziel?
Is er voor jou misschien meteen een ‘Ja, maar…’ of emotionele lading waardoor je de tekst amper kan verdragen?
Terugkijkend op mijn leven kan ik zien dat God vasthield, daar waar ik dat niet meer kon.
Tegelijk: het door mij beschermde kan een ander wel zijn overkomen.
Tegelijk: de weg van lijden, ook in het vastgehouden worden, was immens zwaar.
Decennia later pas kon ik gaan zien hoe God het leed ten goede gebruikte in mijn leven.
Bij gebrokenheid/ellende die nu op mijn of onze weg komt. Kan ik mij met heel mijn hart onderwerpen aan de Heer als biddende moeder, echtgenoot en kind van God. Mijn gebed kan dan zijn:
‘Heer ik weet dat U ook dit ten goede gaat gebruiken.
Misschien zal ik ooit zien hoe, maar misschien ook niet.
Dit is in Uw hand.’
Dit heeft niks met streven naar aardse gerechtigheid te maken. Voor mij betekent het: ik ken mijn plek ten opzichte van mijn Schepper. Alles mag ik voor Zijn troon brengen, Hij is altijd soeverein. Soms mag ik stukjes zien van Zijn weg met mij/ons om Hem eer te geven: geweldig!
Mijn lieve man zei eens zoiets moois over het ‘geborgen’ zijn in de handen van de Heer.
Het beeld dat ik had, was een hand met daarin een baby’tje. Maar je kan hem ook zien als een ruimte tussen twee handen in, een nestje, een veilige plek. Het beeld van de enkele hand met de baby, prachtig, maar ook zo kwetsbaar. Bij de twee handen, is het schuilen helemaal veilig.
Niets uit dit artikel mag zonder uitdrukkelijke toestemming van Deborah Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op.
Psalm 31 vers 8: ‘Ik zal mij verheugen en verblijden in Uw goedertierenheid, want u hebt mijn ellende gezien en mijn ziel in benauwdheden gekend.’
Vers 11-14: ‘Wees mij genadig Heere, want angst benauwt mij; verzwakt van verdriet is mijn oog, mijn ziel, mijn buik. Want mijn leven teert weg door verdriet en mijn jaren door zuchten; mijn kracht is vervallendoor mijn ongerechtigheid en mijn beenderen zijn verzwakt.
Vanwege al mijn tegenstanders ben ik tot een smaad geworden, voor mijn buren het meest, en tot een bron van angst voor mijn bekenden; wie mij op straat zien, ontvluchten mij. Vergeten ben ik, als een dode, verdwenen uit het hart; ik ben geworden als een gebroken kruik. Want ik hoor de laster van velen; angst van rondom, omdat zij tegen mij samenspannen. Zij bedenken plannen om mij het leven te benemen.’
Vers 19: ‘Laat de leugenlippen verstommen, die hooghartige taal spreken tegen de rechtvaardige, vol hoogmoed en verachting.’
Vers 20-21: ‘Voor wie God vrezen, voor wie bij Hem een toevlucht nemen: U verbergt hen in het verborgene van Uw aangezicht voor het hoogmoedig gedrag van de man; U doet hen schuilen in een hut voor het getwist van de tongen.’
Dag en nacht is in lijden een ‘dingetje.’
De nacht heeft minder prikkels dan de dag, maar dan kan er ook zo overduidelijk de gedachtenstorm zijn.
Tegelijk kan de dag vervuld zijn van de duisternis doordat er een eenzame strijd is.
Psalm 139 vers 11 & 12: ‘Zei ik: Ja duisternis zal mij opslokken! Dan is de nacht een licht om mij heen. Zelfs de duisternis maakt het voor U niet duister; maar de nacht licht op als de dag, de duisternis is als het licht.’
Bij het niet kunnen aanhaken op de dag, kan de donkerte van de nacht fijner zijn. Een verademing; ook deze dag is weer voorbij. In de rust van het duister, is er het licht van de Heer. Het weten dat God zorgt, het geborgen zijn in Hem. Wanneer de natuurlijke rust over de schepping valt, wanneer prikkels en verwachtingen even gepauzeerd worden.
Psalm 139 Vers 13/14: ‘Want U hebt mijn nieren geschapen, mij in de schoot van mijn moeder geweven. Ik loof U omdat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken, mijn ziel weet dat zeer goed.’
Wat een troost! Woorden geven aan lijden mag. David geeft zelfs daarbij meteen eer en glorie aan God. Maar als je geen woorden kan vinden, laat staan zoals David dat kon, dan is het zoeken van Zijn aangezicht al ‘genoeg.’ Door de Heilige Geest wordt iets aards als ‘taal’ overstegen.
Lukas 2 vers 25: ‘En zie, er was een man uit Jeruzalem, van wie de naam Simeon was, en die man was rechtvaardig en godvrezend. Hij verwachtte de vertroosting van Israël en de heilige Geest was op hem.’ Deze man herkent en erkent vervolgens de Heer Jezus als verlosser en Zoon van God.
Lukas 2 vers 9: ‘en zie, een engel van de Heere stond bij hen en de heerlijkheid van de Heere omscheen hen en zij werden zeer bevreesd.’ De natuurlijke reactie is ‘de Vreze des Heeren.’ In deze tijd van goedgebekte verwoordingen en reflecties aangaande een ‘god’ die mensen in hun broekzak lijken te hebben. Andere praat dan die van David in de vele Psalmen, andere reacties in deze tijd daar waar Gods grootheid zichtbaar is.
Romeinen 8 vers 26 & 27: ‘En evenzo komt ook de Geest onze zwakheden te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort. De Geest Zelf echter pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij Die de harten doorzoekt, weet wat het denken van de Geest is, omdat hij naar de wil van God voor de heiligen pleit.’
De plek van het aardse lijden door gebrokenheid mag er in vrijheid zijn.
Op welke momenten van de dag vliegen jou de aardse dingen aan?
Breng jij die dan voor Gods aangezicht?
Hoe geef jij jezelf een stem naar de Heer?
Heb je andere verwachtingen van het aardse leven, dan het leven in gebrokenheid?
De tekst over de onuitsprekelijke verzuchtingen wordt vervolgd met deze tekst:
Romeinen 8 vers 28:
‘En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede,
voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn.’
Hoe landt de tekst in jouw ziel?
Is er voor jou misschien meteen een ‘Ja, maar…’ of emotionele lading waardoor je de tekst amper kan verdragen?
Terugkijkend op mijn leven kan ik zien dat God vasthield, daar waar ik dat niet meer kon.
Tegelijk: het door mij beschermde kan een ander wel zijn overkomen.
Tegelijk: de weg van lijden, ook in het vastgehouden worden, was immens zwaar.
Decennia later pas kon ik gaan zien hoe God het leed ten goede gebruikte in mijn leven.
Bij gebrokenheid/ellende die nu op mijn of onze weg komt. Kan ik mij met heel mijn hart onderwerpen aan de Heer als biddende moeder, echtgenoot en kind van God. Mijn gebed kan dan zijn:
‘Heer ik weet dat U ook dit ten goede gaat gebruiken.
Misschien zal ik ooit zien hoe, maar misschien ook niet.
Dit is in Uw hand.’
Dit heeft niks met streven naar aardse gerechtigheid te maken. Voor mij betekent het: ik ken mijn plek ten opzichte van mijn Schepper. Alles mag ik voor Zijn troon brengen, Hij is altijd soeverein. Soms mag ik stukjes zien van Zijn weg met mij/ons om Hem eer te geven: geweldig!
Mijn lieve man zei eens zoiets moois over het ‘geborgen’ zijn in de handen van de Heer.
Het beeld dat ik had, was een hand met daarin een baby’tje. Maar je kan hem ook zien als een ruimte tussen twee handen in, een nestje, een veilige plek. Het beeld van de enkele hand met de baby, prachtig, maar ook zo kwetsbaar. Bij de twee handen, is het schuilen helemaal veilig.
Niets uit dit artikel mag zonder uitdrukkelijke toestemming van Deborah Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op.