Jeremia 44 in zijn geheel.
Er is slechtheid gaande. Reukoffers worden gebracht en andere goden worden gediend: ‘die zij niet hebben gekend (vers 3).’
Vrouwen zijn gaan assimileren terwijl zij niet ‘kenden’ waarmee. Zij zijn hun geestelijke spirituele connectie in handel en wandel aangegaan, niet met de God die was, is en zal zijn. Hierop zijn ze aangesproken, God heeft mensen gestuurd die hun wezen op de afvalligheid; ‘Doe deze gruwelijke zaak toch niet, die Ik haat (vers 4).’
Dat hun God ‘was’ zegt Hij door te benoemen dat de vrouwen van hun vaderen en hun huidige daden te koppelen.
Deze vrouwen zijn: ‘Tot op deze dag zijn zij niet verbrijzeld van hart. Bevreesd zijn zij niet. Volgens Mijn wet en volgens Mijn verordeningen die ik u en uw vaderen gegeven heb, hebben zij niet gehandeld (vers 10).’
Na de opsomming van oordeel die volgt, is het antwoord van de mannen die wisten dat hun vrouwen andere goden reukoffers brachten in vers 16: ‘Wat het woord betreft dat u in de Naam van de Heere tot ons gesproken hebt – wij zullen niet naar u luisteren.’
Dit leggen ze ook keurig uit, ze geven een verantwoording. Deze koningin van de hemel is hun plengoffers waard, zo hebben ze geconstateerd. Want, op het moment dat ze dit zijn gaan doen ‘werden zij met brood verzadigd, hadden zij het goed en hebben wij geen kwaad gezien (vers 17).’ Wouw!! Ze omschrijven een goed harmonieus leven vol verzadiging. Sterker nog, er is ooit wel gestopt met de reukoffers en plengoffers aan de koningin van de hemel. Vanaf het moment van stoppen lezen we in vers 18: ‘hebben we aan alles gebrek gehad en kwamen wij door het zwaard en de honger om.’
De vrouwen benoemen in het vers daarna nog eens heel duidelijk hoe het zit: ‘En als wij, vrouwen, aan de koningin van de hemel reukoffers brengen en plengoffers voor haar uitgieten, gaat het dan buiten onze mannen om dat wij voor haar offerkoeken maken naar haar beeltenis, en voor haar plengoffers uitgieten?’ Met andere woorden; we staan er samen met z’n allen zo in. Wij vrouwen zijn niet bepaald tegenhouden door onze mannen. Het werkt zo, hij gaat ‘lekker.’ Ondertussen is de omvang van hun gerichtheid duidelijk; hun tijd, energie en betrokkenheid gaat naar deze afgod.
De dames vertellen zichzelf dat ze voor het gezin zorgen, door deze betrokkenheid aan de dag te leggen; er komt immers ‘zegen’ uit voort.
Hun buiken zijn gevuld, het gaat ze goed. Zij zien het dichtbij de drie-enig God blijven als een te hoge prijs die dan betaald wordt.
Hierop worden ze in vers 25 heel duidelijk aangesproken, als dit, dan dat: ‘Zo zegt de Heere van de legermachten, de God van Israël: U en uw vrouwen hebben met uw eigen mond gesproken (en met uw eigen handen hebt u het uitgevoerd): Wij zullen beslist onze geloften volbrengen die wij hebben afgelegd, door reukoffers te brengen aan de koningin van de hemel en plengoffers voor haar uit te gieten. Nu, doe beslist uw geloften gestand en volbreng beslist uw geloften!’
Dit vers is in de tijd waarin wij leven zo goed te begrijpen.
Als we mensen spreken die los van de drie-enig God komen, dan kunnen er verschillende dichtgetimmerde argumenten je ter ore komen.
Om dan te herhalen en benoemen: ‘Joh, doe maar door…’
Het is een ultieme bewaking en ontzagwekkende voorleving van het leven met onze drie-enige Heer.
De verantwoordelijkheid van de verafgoding (de dwaling) blijft waar hij moet zijn.
Dit is niet makkelijk voor ons in onze cultuur om te ‘pakken.’
Wij kunnen het gevoel hebben dat we de ander alleen serieus nemen wanneer we het gesprek aangaan.
Dit vers kan een bemoediging zijn om in kracht van Hem te berusten. Het is het overleveren van de mens aan zichzelf.
Daar kun je zelf van alles bij voelen, maar ik vind het bevrijdend dat er een tijd van argumenten is en een tijd van loslaten.
Wanneer het om het volgen van de Heer in deze tijd gaat is dit een sleutel.
Vers 27: ‘Zie, Ik ga over hen waken ten kwade en niet ten goede.’ Deze dames wisten niet waar ze zich werkelijk aan onderwierpen. Ze kenden de Heer en kenden deze godin niet. De prijs van hun handel en wandel. De prijs van hun geestelijke opvoeding: hun denken, spreken en daden. Het gaf materiële en geestelijke voorspoed, dat voelde goed en zo fijn.
Het leven vanuit de Bijbelse normen en waarden. Er zijn voorbeelden te over in de maatschappij waarin we de disconnectie van de levende God zien. Kan het vrouwenhart van nu accepteren dat er geen offerkoeken gebakken mogen worden en er geen plengoffers gegoten moeten worden?
Wij kennen onze Heer en wij worden door Hem gekend. Laat dat rust en vrede geven: ook nu. Dit doet ertoe.
Vers 29: ‘En dit zal voor u het teken zijn, spreekt de Heere, dat Ik in deze plaats u zal straffen, zodat u weet dat Mijn woorden over u beslist stand zullen houden ten kwade:’
Psalm 102 vers 26-29 Bemoedigend!
Vers 28: ‘Maar u blijft Dezelfde, aan Uw jaren zal geen einde komen.’
Hebreeën 13 vers 9-14 geeft de koppeling naar het evangelie. Indringend, maar duidelijk, ook voor ons in het hier en nu.
Vers 9 leert: ‘Laat u niet meeslepen door veelsoortige en vreemde leringen, want het is goed dat het hart gesterkt wordt door genade,’ dit op zichzelf is al overduidelijk. Het is de enige manier om staande te blijven.
Weten, beseffen dat het genade alleen is.
Dan wil je niet fröbelen met gedachten van jezelf (of zijn ze ondergeschikt aan), dan weet je: Gods woord alleen is in het aardse stukje betrouwbaar.
Niets uit dit artikel mag zonder uitdrukkelijke toestemming van Deborah Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op.
Er is slechtheid gaande. Reukoffers worden gebracht en andere goden worden gediend: ‘die zij niet hebben gekend (vers 3).’
Vrouwen zijn gaan assimileren terwijl zij niet ‘kenden’ waarmee. Zij zijn hun geestelijke spirituele connectie in handel en wandel aangegaan, niet met de God die was, is en zal zijn. Hierop zijn ze aangesproken, God heeft mensen gestuurd die hun wezen op de afvalligheid; ‘Doe deze gruwelijke zaak toch niet, die Ik haat (vers 4).’
Dat hun God ‘was’ zegt Hij door te benoemen dat de vrouwen van hun vaderen en hun huidige daden te koppelen.
Deze vrouwen zijn: ‘Tot op deze dag zijn zij niet verbrijzeld van hart. Bevreesd zijn zij niet. Volgens Mijn wet en volgens Mijn verordeningen die ik u en uw vaderen gegeven heb, hebben zij niet gehandeld (vers 10).’
Na de opsomming van oordeel die volgt, is het antwoord van de mannen die wisten dat hun vrouwen andere goden reukoffers brachten in vers 16: ‘Wat het woord betreft dat u in de Naam van de Heere tot ons gesproken hebt – wij zullen niet naar u luisteren.’
Dit leggen ze ook keurig uit, ze geven een verantwoording. Deze koningin van de hemel is hun plengoffers waard, zo hebben ze geconstateerd. Want, op het moment dat ze dit zijn gaan doen ‘werden zij met brood verzadigd, hadden zij het goed en hebben wij geen kwaad gezien (vers 17).’ Wouw!! Ze omschrijven een goed harmonieus leven vol verzadiging. Sterker nog, er is ooit wel gestopt met de reukoffers en plengoffers aan de koningin van de hemel. Vanaf het moment van stoppen lezen we in vers 18: ‘hebben we aan alles gebrek gehad en kwamen wij door het zwaard en de honger om.’
De vrouwen benoemen in het vers daarna nog eens heel duidelijk hoe het zit: ‘En als wij, vrouwen, aan de koningin van de hemel reukoffers brengen en plengoffers voor haar uitgieten, gaat het dan buiten onze mannen om dat wij voor haar offerkoeken maken naar haar beeltenis, en voor haar plengoffers uitgieten?’ Met andere woorden; we staan er samen met z’n allen zo in. Wij vrouwen zijn niet bepaald tegenhouden door onze mannen. Het werkt zo, hij gaat ‘lekker.’ Ondertussen is de omvang van hun gerichtheid duidelijk; hun tijd, energie en betrokkenheid gaat naar deze afgod.
De dames vertellen zichzelf dat ze voor het gezin zorgen, door deze betrokkenheid aan de dag te leggen; er komt immers ‘zegen’ uit voort.
Hun buiken zijn gevuld, het gaat ze goed. Zij zien het dichtbij de drie-enig God blijven als een te hoge prijs die dan betaald wordt.
Hierop worden ze in vers 25 heel duidelijk aangesproken, als dit, dan dat: ‘Zo zegt de Heere van de legermachten, de God van Israël: U en uw vrouwen hebben met uw eigen mond gesproken (en met uw eigen handen hebt u het uitgevoerd): Wij zullen beslist onze geloften volbrengen die wij hebben afgelegd, door reukoffers te brengen aan de koningin van de hemel en plengoffers voor haar uit te gieten. Nu, doe beslist uw geloften gestand en volbreng beslist uw geloften!’
Dit vers is in de tijd waarin wij leven zo goed te begrijpen.
Als we mensen spreken die los van de drie-enig God komen, dan kunnen er verschillende dichtgetimmerde argumenten je ter ore komen.
Om dan te herhalen en benoemen: ‘Joh, doe maar door…’
Het is een ultieme bewaking en ontzagwekkende voorleving van het leven met onze drie-enige Heer.
De verantwoordelijkheid van de verafgoding (de dwaling) blijft waar hij moet zijn.
Dit is niet makkelijk voor ons in onze cultuur om te ‘pakken.’
Wij kunnen het gevoel hebben dat we de ander alleen serieus nemen wanneer we het gesprek aangaan.
Dit vers kan een bemoediging zijn om in kracht van Hem te berusten. Het is het overleveren van de mens aan zichzelf.
Daar kun je zelf van alles bij voelen, maar ik vind het bevrijdend dat er een tijd van argumenten is en een tijd van loslaten.
Wanneer het om het volgen van de Heer in deze tijd gaat is dit een sleutel.
Vers 27: ‘Zie, Ik ga over hen waken ten kwade en niet ten goede.’ Deze dames wisten niet waar ze zich werkelijk aan onderwierpen. Ze kenden de Heer en kenden deze godin niet. De prijs van hun handel en wandel. De prijs van hun geestelijke opvoeding: hun denken, spreken en daden. Het gaf materiële en geestelijke voorspoed, dat voelde goed en zo fijn.
Het leven vanuit de Bijbelse normen en waarden. Er zijn voorbeelden te over in de maatschappij waarin we de disconnectie van de levende God zien. Kan het vrouwenhart van nu accepteren dat er geen offerkoeken gebakken mogen worden en er geen plengoffers gegoten moeten worden?
Wij kennen onze Heer en wij worden door Hem gekend. Laat dat rust en vrede geven: ook nu. Dit doet ertoe.
Vers 29: ‘En dit zal voor u het teken zijn, spreekt de Heere, dat Ik in deze plaats u zal straffen, zodat u weet dat Mijn woorden over u beslist stand zullen houden ten kwade:’
Psalm 102 vers 26-29 Bemoedigend!
Vers 28: ‘Maar u blijft Dezelfde, aan Uw jaren zal geen einde komen.’
Hebreeën 13 vers 9-14 geeft de koppeling naar het evangelie. Indringend, maar duidelijk, ook voor ons in het hier en nu.
Vers 9 leert: ‘Laat u niet meeslepen door veelsoortige en vreemde leringen, want het is goed dat het hart gesterkt wordt door genade,’ dit op zichzelf is al overduidelijk. Het is de enige manier om staande te blijven.
Weten, beseffen dat het genade alleen is.
Dan wil je niet fröbelen met gedachten van jezelf (of zijn ze ondergeschikt aan), dan weet je: Gods woord alleen is in het aardse stukje betrouwbaar.
Niets uit dit artikel mag zonder uitdrukkelijke toestemming van Deborah Ham worden overgenomen, gekopieerd of gebruikt worden. Uiteraard mag volgens de gangbare regels van bronvermelding er wel naar verwezen worden in andere publicaties. Neem bij twijfel eerst contact op.